Het oeuvre van Rob van Essen is inmiddels behoorlijk indrukwekkend. Zelf las ik, zo'n zeven jaar geleden, zijn boek Kind van de verzorgingsstaat. Twee jaar later was ik bij een alleraardigste bijeenkomst ter gelegenheid van de Libris Literatuurprijs die Van Essen gewonnen had. Met het boek De goede zoon. Hij maakte toen een buitengewoon ontspannen indruk. Laat hem die prijs nu dit jaar wéér gewonnen hebben!
Analyse, ironie, zelfkritiek en nostalgie. Deze elementen trof ik aan in Kind van de verzorgingsstaat. Met een knipoog naar de titel van zijn nieuwste boek zou je kunnen zeggen: Van Essen maakt zijn belofte waar. Op maar liefst drie van die vier elementen komt hij in dat nieuwe boek terug.
'Na mijn studietijd was ik lange tijd werkloos geweest. Het was me best goed afgegaan, nietsdoen, maar om het de rest van mijn leven vol te houden, dat was iets anders. Het gelukkigst was ik geweest wanneer er het minst van me verwacht werd en ik me kon overgeven aan mijn eigen gedachten.' (pagina 73)
'Ik kreeg het idee dat ik rechtstreeks naar de jaren tachtig belde, dat her en der op de gang van een studentenhuis een telefoon overging waarnaast een teller hing, en een kladblok, en een potlood-aan-een-touwtje waarmee de bewoners het aantal tikken dat ze verbruikt hadden moesten noteren; nooit klopte dat aantal met de afrekening. (...) De gemeenschappelijke keuken, met een afwas van weken en boze briefjes op de koelkast over verdwenen bier. (...) De opgemaakte bedden met schoon, in het weekend door moeders gewassen beddengoed. De ongewassen ramen.' (pagina 80)
Soms manifesteert de nostalgie zich zelfs heel expliciet.
'Nostalgie is een killer, jongen. Ik heb er veel last van gehad, zeker toen ik jonger was. Verlangen naar iets wat nooit was, daar komt het op neer, naar iets wat in je herinnering is vervormd, ontdaan van nare en vervelende gevoelens.' (pagina 122)
Die herinneringen, daar had Van Essen in zijn Kind van de verzorgingsstaat ook al iets mee. Hij omschreef die als een vreemd goedje. 'De herinnering is een ui die door de jaren heen steeds weer van nieuwe rokken wordt voorzien, terwijl het binnenste wegrot en verdwijnt.'
Over geleende tijd en een passant die jezelf bent
'....we lenen van de tijd, zou je kunnen zeggen en zo creëren we een gebied waarin je je gang kan gaan, met behoud van identiteit en herinneringen.' (pagina 171)
'Op de brug waarop ik sta is het rustig. Een paar fietsers, geen jongens op scooters (...) Maar daar komt iemand aanlopen die ik zelf ben; die ik zelf was. Daar kom ik aan. Van links, ik loop de brug op. En dit is ongelooflijk, ik zit niet in mezelf. Ik zit wel in mezelf. In de versie die ik nu ben, de latere versie van hem, bij wie ik nu niet vanbinnen zit.' (pagina's 186 - 187)
'Dat groepje studenten dat zojuist langs me liep in de onderdoorgang - kan het zijn dat die me zo verontrustten omdat ik me ook in dat groepje bevond? Heb ik weer mezelf langs zien lopen, deze keer als student? Als het 1987 is ben ik eerstejaars filosofie.' (pagina's 250 - 251)
De tijdmachine in een paar citaten uitgelegd. Citaten waaruit direct blijkt dat Van Essen de analyse, één van de vier elementen in zijn boek over de verzorgingsstaat, naar de achtergrond laat verdwijnen. Analyse speelt geen rol van betekenis meer. De eenheid van de realiteit, het bovennatuurlijke en de verbeelding des te meer.
Magisch realist
Daarmee heeft Van Essen zich definitief in de traditie van het magisch realisme geplaatst. Een stroming in de literatuur die deze eenheid centraal stelt. En daarmee treedt hij in de voetsporen van Simon Vestdijk en Hubert Lampo.
Paul Strijp, 11 juni 2024
Geen opmerkingen:
Een reactie posten