Ja, dat was best een schokkende ervaring. Tijdens een filosofieweekend kregen we de vijf belangrijkste ethische benaderingen uit de geschiedenis van de westerse filosofie voorgeschoteld. Met andere woorden: wat hadden de grote denkers ons voorgehouden over de vraag hoe goed te leven?
Aristoteles zag de mens als een gemeenschapswezen. Spinoza als een individu dat moet zien te overleven in zijn eigen bestaan. Volgens Kant is de mens een denkend wezen dat vooral zijn rede moet laten spreken. Mill beveelt de mens aan om in vrijheid te streven naar het grootste geluk voor het grootste aantal mensen en de ander vooral geen schade te berokkenen. Levinas roept de mens op om de ander centraal te stellen.
Het schokkende zat in de vaststelling dat na Aristoteles niemand meer de mens als onderdeel van een groep heeft gedefinieerd. Al meer dan tweeduizend jaar staat in onze westerse ethiek het individu centraal. Maar Aristoteles zorgt er wel voor dat hij niet vergeten wordt. Hij is onverbiddelijk. Genadeloos. In de Politica las ik dat Aristoteles mensen die alléén leven voor hun naaste familie en gezin en niets bijdragen aan de bredere gemeenschap, als idioten omschrijft.
Paul Strijp, 9 juli 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten