Translate

dinsdag 29 juli 2014

Onze hond en ik



Komend najaar is het zeven jaar geleden dat wij onze hond kregen. Voor mij had dat niet gehoeven, het beestje werd mij door ons gezin beschaafd door de strot gedrukt.





En toen wist ik nog niet eens dat Joy bij een ontsteking vreselijk uit haar oren kan stinken. Dat de kleine lettertjes van de verzekering vrijwel geen reguliere behandelingen voor haar vergoeden. Dat zij met haar 25 kilo tijdens het uitlaten onbedaarlijk hard kan trekken en soms ook -ja, gek genoeg- postbodes wil aanvallen. Dat ik elk talent als hondenfluisteraar ontbeer, Joy dat haarfijn aanvoelt en zij mij leidt in plaats van andersom. Dat zij ook wel eens diarree heeft en dan midden in de nacht naar buiten moet. Dat het kenmerk van diarree het repeterend karakter is en dat je er dan dus ook meerdere malen per nacht uit moet. Dat zij tijdens een onbewaakt ogenblik drie biefstukken tegelijk uit de pan grist. Dat we vijf keer per dag moeten stofzuigen als onze Joy in de rui is en dat we dat natuurlijk niet doen. Dat Joy ervan geniet om zich door de poep van andere honden te wentelen en die geur wel drie dagen met zich mee kan dragen. En dat zij bezoekers zeer luid begroet en haar enthousiaste geblaf een gesprek gedurende de eerste minuten onmogelijk maakt.




Elke ochtend als ik mijn boterhammen smeer tippelt Joy de trap af naar beneden. Met haar grote ogen kijkt zij mij smekend aan. Net iets te lang houd ik een lapje vlees in mijn handen. Joy geeft een pootje. Joy kwijlt. Als ik het lapje laat vallen, vangt zij het op en laat haar dat smaken. Tevreden gaat zij weer naar boven. Dit is mijn dagelijkse moment met Joy. Dat hebben de anderen niet.

Ik kan Joy niet missen.

Paul Strijp, 29 juli 2014


vrijdag 25 juli 2014

Gore hufter of toch maar beter zwijgen?



Op 5 juli schreef Jacq. Veldman een enig stukje in de Volkskrant. Zij beschrijft een aantal prototypen van vakantiegangers. De leukste vond ik de Genieter en het Echtpaar.


De genieter is meestal een gesandaliseerde man, die op een rots gaat staan en met de handen in de zij nèt iets te lang en te nadrukkelijk van het uitzicht geniet. (...) Hij vindt de temperatuur perfect, kwallen fascinerend en zeeziekte 'een intense piekervaring'.

 

Sommige stellen zijn de schaamte allang voorbij. In Italië hoorde ik een vrouw op klare toon tegen haar man zeggen: 'Houd je bek, gore hufter'. (Het was rustig op de camping, het hele veldje had net zijn eten op, iedereen hield zijn adem in, de bomen hielden op met ruisen. Na een tijdje begonnen we maar weer met praten, want je moet toch door met leven).


Ik besloot tijdens onze vakantie naar deze types op zoek te gaan. De genieter -of beter: de gesandaliseerde blije eikel- ben ik niet tegengekomen. Bij de echtparen zag ik vooral stellen die elkaar helemaal niets meer te vertellen hadden. Gewoon, een hele avond op een terras zonder één woord te wisselen. Zóó pijnlijk dat ik smeekte dat één van beiden gore hufter naar de ander zou schreeuwen. Het liefst met Houd je bek erbij. Ik moest denken aan de levenswijsheid Haat me of heb me lief, maar negeer me niet.

En vroeg me vervolgens af: welk van de twee situaties is nu eigenlijk het schrijnendst? Gore hufter of een avond zwijgen?


Paul Strijp, 25 juli 2014

donderdag 24 juli 2014

Beklemming en schaamte tijdens Deux jours, une nuit



De dilemma's zitten je op de huid en laten je niet meer los. Achtervolgen je en zorgen ervoor dat je met een gevoel van schaamte en beklemming de bioscoop verlaat. Met het zweet onder je oksels. Wat zou ik doen in deze situaties?


 
Hoe diep wil je door het stof?


Een bizarre en voor Nederlandse arbeidsverhoudingen nauwelijks voorstelbare situatie. Die vormt het vertrekpunt van deze film: hoe diep wil je door het stof om een dreigend ontslag te voorkomen? Dat is de vraag waarmee een werkneemster te maken krijgt. Als je een meerderheid van je collega's zo ver krijgt dat ze hun bonus inleveren, dan mag jij blijven. Dat is de boodschap die ze van haar baas te horen krijgt. Ze heeft precies één weekend, twee dagen en een nacht, om dat voor elkaar te krijgen.


Ik ben niet tegen jou, maar voor mijn bonus

Wat volgt is een bedeltocht langs die collega's. Daartoe zou ik mij nooit verlagen, was mijn eerste reactie. Nog liever werkloos dan mijn handen ophouden bij anderen. Op hetzelfde moment realiseer je je dat de vrouw een gezin moet onderhouden en niet of nauwelijks alternatieven heeft. En die collega's, wat doen die? Dat wisselt, de meesten verkeren aan de zelfkant van de samenleving en staan hun bonus niet af. "Ik kies voor mezelf, maar hoop dat jij wint" en "Ik ben niet tegen jou, maar vóór mijn bonus", zijn twee van de meest saillante reacties.

Tijdens de film kreeg ik respect en sympathie voor de vrouwelijke hoofdpersoon. Zij liet zich niet chanteren door haar baas die haar aan het einde een baan aanbood ten koste van een zwarte collega. Met opgeheven hoofd en vol zelfbewustzijn zegt ze tegen haar man "We hebben gestreden. Ik ben gelukkig." en gaat op zoek naar ander werk. Eigenwaarde vóór alles.


Even worstelen

Toch zouden haar keuzes niet de mijne zijn geweest. Het duurde even, maar na wat worstelingen wist ik het voor mezelf. Gesteld dat een dergelijk dilemma gangbaar zou zijn binnen onze arbeidsverhoudingen. Bedelen bij collega's zou ik nooit doen. Maar een spontane actie van die collega's zelf om hun bonus in te leveren, zou ik niet afslaan. En als ik gevraagd zou worden om mijn bonus in te leveren voor het behoud van de baan van een collega terwijl ik het geld zelf hard nodig zou hebben? Dat zou ik laten afhangen van het respect en de sympathie voor die collega.

Zien die film! Laat u heen en weer slingeren en maak uw eigen keuzes in deze dilemma's.


Paul Strijp, 24 juli 2014

dinsdag 22 juli 2014

Heimwee naar het snoepwinkeltje van mijn jeugd



Veel mensen verlangen naar het landschap van hun jeugd. Dat landschap symboliseert een gevoel van onbezorgdheid en bescherming. Wat voor die mensen het landschap is, is voor mij de snoepwinkel. En dan niet het filiaal van Jamin, maar de klassieke snoepwinkel met te kleine afmetingen. In het Maastricht van mijn jeugd had je er daarvan een aantal, maar de mooiste lag in de buurt van het oude Sportfondsenbad. In de wijk Wijck. Daar ging ik elke zondagochtend met mijn vader heen om zoute ruitjes te kopen. Pletielkes in het Maastrichts. Na een barre zwemles van strenge badmeesters in te koud water vond ik in dat snoepwinkeltje mijn jeugdige warmte, beschutting en zorgeloosheid. Elke zondag weer. 

In de hedendaagse economische orde met zijn Albert Heijnen en Jumbo's is voor dat soort snoepwinkeltjes geen plaats meer. Net zo min als voor de klassieke sigarenwinkel die oud-profvoetballers vroeger nog wel eens na hun actieve loopbaan begonnen.

  



Toch wel! Ze zijn er nog, die klassieke snoepwinkels met te kleine afmetingen. In de Dorpsstraat in Oost-Vlieland. De winkel heet Snoepwinkeltje. Pletielkes hebben ze niet, voor het overige komen de zoet-, smaak- en geurstoffen je tegemoet.

Maar in de Dorpsstraat ruik ik vooral de chloorlucht van mijn oude zwembad. En voel ik de hand van mijn vader op mijn schouder.




Paul Strijp, 22 juli 2014

zondag 20 juli 2014

Angst, walging en schoonheid in één dier



Het dier roept angsten op. De Wikipedia beschrijft het droogjes en feitelijk als een holte- en weekdier, dat geen ogen en geen mond heeft en zijn hele leven met de stroming meezwemt. Maar ondertussen dwalen mijn gedachten af naar die jeugdvakantie in Zoutelande in Zeeland, waar dat dier zich had vastgezogen op de buik van een leeftijdgenoot. Die ervaring zorgt ervoor dat ik de zee nu -vijfenveertig jaar later- nog steeds gillend verlaat wanneer ik een exemplaar waarneem.

Niet voor niets verwijst de naam ook naar een heel vervelende man.

En dan plots, struinend op je blote voeten langs de kustlijn, kun je ook getroffen worden. Getroffen door de schoonheid van datzelfde dier.



Paul Strijp, 20 juli 2014.

zaterdag 19 juli 2014

Obsessie van Hans van der Meer in De Koog



Deze man achtervolgt mij. Het is nog net geen obsessie, maar regelmatig betrap ik mezelf erop dat ik de openbare ruimte aanschouw en denk: "Dit is Hans van der Meer".  Hans van der Meer is mijn favoriete fotograaf. Zijn fotoboek Nederland is adembenemend. Een werk dat laat zien hoe wij de kwaliteit van de publieke ruimte verkwanselen. De tranen springen je in de ogen bij zo veel treurigheid. De talrijke contrasten die Van der Meer fotografeert van schitterend cultureel erfgoed naast goedkope horeca- en winkelvoorzieningen, tonen pijnlijk aan dat die openbare ruimte bij ons niet in vertrouwde handen is.





Deze week een paar dagen in het dorpje De Koog op Texel. We passeren een prachtig protestants kerkje uit 1719. Stevig ingepakt in een schreeuwerig, protserig pleintje. Waar de prullaria en de goedkope restaurants je tegemoet snellen en meedogenloos door je ziel snijden.




 

Van der Meer is met ons mee op vakantie, het begint verdacht veel op een echte obsessie te lijken.


Paul Strijp, 19 juli 2014

zaterdag 12 juli 2014

Niet meer doen, dat nagesprek bij De onzichtbare man


Veel kleine podia, veel gezellige eetgelegenheden. Met klassieke patates met mayonaise, voor drie euro. En met door schommels opgewekte elektronische muziek. Prachtig decor bij een uniek grootstedelijk theaterevenement. Gisteravond op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord. Met Carla bij het Over ’t IJ-festival.




De verrassing van de avond was niet zozeer de theatervoorstelling, maar het nagesprek. Dat werd een ongemakkelijk gesprek bij een op zichzelf interessante voorstelling. De onzichtbare man van Michiel Voet. Een voorstelling over de relatie tussen een kunstenaar in een atelier op het NDSM-terrein en een illegaal in Nederland verblijvende Algerijn. Die beiden een verschillende beleving hadden bij die relatie, maar daar niet over spraken.




En toen dus dat nagesprek. Geleid door een vrijwilligster van het festival die dat beter niet had kunnen doen. “Hoe weet je dat je bestaat?”, luidde haar openingsvraag. Descartes zou er zijn vingers bij afgelikt hebben, maar hier en nu zorgde die vraag voor een totale verwarring bij de twee acteurs en het publiek. “Niet van dat soort grote vragen”, kreeg zij te verstaan. Je zag haar slikken, maar zij herpakte zich knap. “Heb je in je dagelijks leven last van angsten?”, vroeg ze aan de acteur die de illegaal speelde. “Neen, geen last van, volgende vraag graag”. Nog één poging dan maar, over de politieke dimensie in de voorstelling. Welnu, die was er niet, was de algemene consensus bij acteurs en publiek. Gekromde tenen. Bij iedereen, je voelde het.

Het gesprek tussen acteurs en publiek ontvouwde zich verder, haar vragen werden niet meer opgemerkt. Met een te dominante rol voor Michiel Voet. Die had na zijn spel in de voorstelling heel veel woorden nodig voor zijn uitleg over het geheel. Voet had beter kunnen zwijgen, want de voorstelling had al een sterk verbaal karakter. Elk woord was er één te veel, deed afbreuk aan de eigen verbeelding waar iedere toeschouwer recht op heeft.

Volgende keer dus maar niet meer doen, zo’n nagesprek. Laat de voorstelling genoeg hebben aan
zichzelf, leve de voorstelling!


Paul Strijp, 12 juli 2014

woensdag 9 juli 2014

Aristoteles schreeuwt: Idioot, doe iets voor de gemeenschap



Ja, dat was best een schokkende ervaring. Tijdens een filosofieweekend kregen we de vijf belangrijkste ethische benaderingen uit de geschiedenis van de westerse filosofie voorgeschoteld. Met andere woorden: wat hadden de grote denkers ons voorgehouden over de vraag hoe goed te leven?

Aristoteles zag de mens als een gemeenschapswezen. Spinoza als een individu dat moet zien te overleven in zijn eigen bestaan. Volgens Kant is de mens een denkend wezen dat vooral zijn rede moet laten spreken. Mill beveelt de mens aan om in vrijheid te streven naar het grootste geluk voor het grootste aantal mensen en de ander vooral geen schade te berokkenen. Levinas roept de mens op om de ander centraal te stellen.

Het schokkende zat in de vaststelling dat na Aristoteles niemand meer de mens als onderdeel van een groep heeft gedefinieerd. Al meer dan tweeduizend jaar staat in onze westerse ethiek het individu centraal. Maar Aristoteles zorgt er wel voor dat hij niet vergeten wordt. Hij is onverbiddelijk. Genadeloos. In de Politica las ik dat Aristoteles mensen die alléén leven voor hun naaste familie en gezin en niets bijdragen aan de bredere gemeenschap, als idioten omschrijft.

 
De voorzitter van de atletiekvereniging van onze dochters mailt mij met het verzoek of ik namens de club ambassadeur wil worden voor het Europees Kampioenschap Atletiek in 2016. Eigenlijk heb ik er geen tijd voor. Idioot, galmt het door mijn hoofd.


Paul Strijp, 9 juli 2014

vrijdag 4 juli 2014

Zes versnellingen op de Brompton




Zelden zal een verkoper het tijdens de onderhandelingen zo makkelijk hebben gehad. De vraag was: drie of zes versnellingen op mijn nieuwe vouwfiets van het merk Brompton? Ik stond versteld van mijn eigen enthousiasme, hield een bevlogen verhaal. De boodschap was zonneklaar: in Amsterdam heb je absoluut zes versnellingen nodig. Al die bruggen, hoorde ik mezelf zeggen. En al die tegenwind. Ik geloofde er heilig in. De verkoper hoefde slechts te knikken. "Ja. En als u gaat fietsen in Noord-Italië, dan is zes versnellingen ook heel handig".

Een half uur later fietste ik door Amsterdam. Ik deed mijn best om te genieten van het verschil tussen de vierde en de vijfde versnelling. Vergeefs. Dat verschil is nauwelijks voelbaar. Waarom heb ik in hemelsnaam zes versnellingen aangeschaft, vroeg ik mij vertwijfeld af. Twee was meer dan genoeg geweest. En Noord-Italië is prachtig, maar wij gaan nooit fietsen in Noord-Italië.

Soms begrijpt de mens zichzelf niet helemaal.


Paul Strijp, 4 juli 2014