Translate

zaterdag 8 februari 2014

Die mijnheer uit Apeldoorn



Neen, de sfeer in de auto werd er niet gezelliger op. Onze jongste dochter moest zich om twaalf uur melden in Apeldoorn. Voor het Nederlands Kampioenschap Indoor Atletiek voor A- en B-junioren. En dat ging dus niet lukken. Want Apeldoorn bezweek onder een ware verkeerscongestie. Op de randwegen rondom, maar ook op de grote routes in de stad zelf. Alles stond muurvast. Naar we later hoorden zou er een nieuwe Mediamarkt geopend worden. Het is maar waar de moderne mens voor in beweging komt. Mijn vrouw Petra probeerde behendig allerlei sluipweggetjes, maar eindigde uiteindelijk op een parkeerplaatsje in een treurige buitenwijk. En toen gebeurde er iets bijzonders. Iets met een licht goddelijke inslag.


Mijn dochter en ik stapten uit en stonden bij een groot kruispunt. In de stromende regen. Mij werd nog eens nadrukkelijk de schuld van deze beroerde situatie ingewreven. Ik had thuis immers nog een extra boterham gesmeerd. Had ik dat niet gedaan, dan was ons deze ellende bespaard gebleven. Omgekeerd hield ik onze dochter voor dat zij aan het Edam-complex leed. Stom natuurlijk, had ik niet moeten zeggen als volwassene.

Het Edam-complex herinnert aan een atletiekwedstrijd vele jaren geleden. Onze dochter moest toen om tien uur in Edam sporten. Een afstand van niks. Om vanuit Diemen op tijd te zijn, moesten we volgens haar om half acht 's ochtends vertrekken. Zo gezegd, zo gedaan. We arriveerden iets na achten, de hekken van het sportpark werden door de eerste vrijwilligers geopend. Vaderlief moest twee uur wachten op de eerste wedstrijd, onze pupil had zeer royaal de tijd voor haar warming up.

Bij dat kruispunt in Apeldoorn raadpleegde mijn dochter haar app. Die werkte traag. Om de sfeer niet verder te laten verslechteren liep ik op een mijnheer in trainingspak af. Of hij ons de weg kon wijzen naar het sportcentrum. "Ja, dat is ongeveer een kilometer lopen. Hier rechtdoor, onder het tunneltje en dan naar rechts". Hij moest er zelf ook heen.

Gedrieën liepen we richting tunneltje. Ongemerkt ging het wandeltempo over in een jogging-drafje. In de stromende regen nog steeds. Aan de gebouwde omgeving kan het niet gelegen hebben, want Apeldoorn is een über-zielloze stad. Burgerlijk, alles in orde, veel ruimte, veel groen. Alles klopt en toch geen enkele sfeer. 
 
 
Maar er gebeurde iets in ons groepje. Ik zag mijn dochter glimlachen. Doorweekt was ze, maar ze glimlachte. We hadden het goed met zijn drieën. We zagen het kolderieke van de situatie in. Maar het was ook die mijnheer die aan de sfeer bijdroeg. Vriendelijk gezicht, prettige stem. Ook hij glimlachte. Hij genoot, dat kon je zien. Die glimlach ging over in een brede grijns. 
 
 
 


 

We vonden het jammer dat we bij het sportcentrum arriveerden. Ook voor mijn dochter had het joggen langer mogen duren. Bij de kassa kocht die mijnheer toegangsbewijzen, ik stond achter hem. "Ook graag twee kaartjes voor mijn beide verstandelijk gehandicapte dochters", hoorde ik hem zeggen. Die nam hij in ontvangst, draaide zich om, groette mij nog eenmaal vriendelijk en verdween in de immense sporthal.

Mijn dochter haalde de finale die dag overigens niet. Een onbetekenend detail.

 
Paul Strijp, 8 februari 2014
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten