Translate

dinsdag 27 januari 2015

Onno Meijer, eeuwig idool van de IFLO-ers




Twee keer per jaar komen we bij elkaar. Oud-studiegenoten van de Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding van de Vrije Universiteit. Afgekort: de IFLO. Aan de IFLO bestudeerde je alle aspecten van het menselijk bewegen. We kwamen zelf nooit in actie, maar zaten gebogen over de boeken ontwikkelingspsychologie, methodologie en inspanningsfysiologie. Een brede baaierd aan vakken. Zó breed dat elke student zich regelmatig in wanhoop afvroeg: wat moet je in hemelsnaam met deze studie? De IFLO stond dan ook voor permanente twijfel. Maar juist die twijfel schiep een band.


De IFLO bestond van 1971 tot 1987. Toen ging zij geruisloos verder als Faculteit der Bewegingswetenschappen. Ogenschijnlijk niets aan de hand, maar voor de echte IFLO-ers voelde 1987 als een sterfdatum. De IFLO was niet meer. Tijdens een reünie nemen we het woord Bewegingswetenschappen stelselmatig niet in de mond. Wie dat wel doet, wordt geroyeerd. IFLO-ers, dat is wat we zijn!


In die omgeving liep indertijd een man rond die elke reünie weer het hoofdonderwerp van gesprek is. Een homo universalis. Een man die elk vak zou kunnen doceren, maar zich in onze jaren beperkte tot onderzoeksmethodologie en wetenschapsfilosofie. Die zijn traktaat Het verboden denkraam verspreidde met de mededeling: "Je mag het ook weggooien, want volgende week heb ik weer een geheel nieuwe versie geschreven". En die een week later een geheel nieuwe versie uitdeelde.

Een man die tentamens afnam bij hem thuis. Aan de Emmakade in Amstelveen. Een man die in een gemeenschap van sportfanaten hardop durfde te twijfelen aan het gezondheidseffect van sport. "Ja, dat zeggen ze, dat sport gezond is", riep hij dan met een minzaam glimlachje. En een man die zich tijdens zijn colleges hardop afvroeg waarom hij toch het haakje op de toiletdeur deed als er verder niemand thuis was.

Onno Meijer. Het Verboden denkraam staat nog steeds in mijn boekenkast. Eigenlijk zouden we hem het liefst een keer willen uitnodigen voor een volgende reünie. Maar niemand van ons, allemaal mannen van rond de vijftig, durft hem te vragen.


Paul Strijp, 28 januari 2015


zaterdag 24 januari 2015

Mijn zoon en Stefan Paas belichten de keerzijde van een grondrecht



We zaten met zijn tweeën op de bank en keken naar het journaal. Het beeld was indrukwekkend. Megaprotest in Tsjetsjenië. Honderdduizenden moslims die de straat opgingen na de nieuwste cartoons van Charlie Hebdo. Hoewel waarschijnlijk georkestreerd maakte de demonstratie een buitengewoon vreedzame indruk. "Pap, ik begrijp wel dat die mensen zich beledigd en vernederd voelen", zei mijn zoon. En ik begreep hem.

In de discussies na de gewelddadige aanslagen in Frankrijk stond de vrijheid van meningsuiting centraal. Terecht. Die vrijheid is een zwaar bevochten grondrecht. Inherent aan die vrijheid is het recht om de ander te kwetsen. Door die opmerking van mijn zoon merkte ik dat ik daar toch wel moeite mee heb. Kwetsen, moet kunnen, maar moet je dat nu ook altijd doen? Zeker in de richting van een godsdienst die moeilijk overweg kan met spot en zelfspot.


's Avonds las ik een artikel van Stefan Paas, hoogleraar theologie, in de NRC. "Alsof het kwetsen van je medemens de essentie zou zijn van het recht op vrije meningsuiting. Nonsens natuurlijk (...) Er zijn vrijwel altijd andere opties dan op zoek gaan naar de vernedering van je medemens." Paas besluit zijn artikel met de opmerking dat beschaving, in één woord, zelfbeheersing is.

Soms heb je anderen nodig om je scherper bewust te worden van je eigen waarden en opinies.


Paul Strijp, 24 januari 2015

zondag 18 januari 2015

Ontmoeting tijdens een kwetsbaar moment



Achteraf vraag je je af hoe je zoiets kunt vergeten. Maar je vraagt je ook af waarom dit eigenlijk een moment van diepste schaamte was. Immers, elk mens doet dit. Elke dag zelfs, soms wel twee keer.





Afgelopen dinsdag op mijn werk. Op toilet voor wat we beeldend noemen de grote boodschap. Ik was bezig met de afrondende werkzaamheden. De randen van mijn T-shirt tussen mijn tanden. Voordat ik het in de gaten had, stond ik oog in oog met een collega die ook naar toilet wilde. Wat volgde was een reflex. Een sprongetje, nog steeds met dat T-shirt tussen mijn tanden, een gilletje. Voor die collega was de schaamte oneindig veel groter.

En dan terug naar je bureau. Voelt alsof je de hele wereld weer onder ogen moet zien na een misdaad. Alsof je weer vrijgelaten wordt. "Misschien kun je die deur volgende keer toch beter op slot doen", fluisterde hij mij op discreet-zachte toon toe toen ik hem in de gang niet kon ontlopen.

Voor die zachte toon ben ik hem eeuwig dankbaar.


Paul Strijp, 18 januari 2015

zaterdag 10 januari 2015

Genoeg aan het gelaat van Emah

 
 



Een licht gevoel van schaamte. Daar liep ik al enige tijd mee rond. Als inwoner van Groot Amsterdam had ik het verbouwde Rijksmuseum nog steeds niet bezocht. Deze zaterdagochtend kwam het er dan van. Eerst even de fototentoonstelling Modern Times, daarna de grote meesters.

Bij het portret van Emah (1931, West Java) van fotograaf Jan Banning (1954 ) bleef ik staan. Foto van een vrouw die door de Japanse bezetter als troostmeisje, als prostitué is gebruikt. "Hier tast de camera het getekende gelaat van de vrouw langzaam af." Een foto die de moeizame verwerking van oorlogservaringen laat zien.

Aan deze foto had ik genoeg. De grote meesters zijn voor een volgende keer.


Paul Strijp, 10 januari 2015

dinsdag 6 januari 2015

OHRA vertrouwt



Massa's werknemers vallen om. Redden het niet meer. Bezwijken onder de druk om op hun werk voortdurend te registreren, te meten, te monitoren en te verantwoorden. Leg uw oor eens te luister bij de mensen die werkzaam zijn in de zorg of het onderwijs. Die komen nauwelijks nog aan hun primaire taak, lesgeven bijvoorbeeld, toe. Mensen in de zorg hebben geen idee wat de zorgverzekeraars doen met de stapels gegevens die ze periodiek moeten aanleveren. Horen ze nooit meer iets van.

Zelf merk ik het met mijn treinreizen voor het woon- en werkverkeer. Voor elke reis inchecken en uitchecken op straffe van een fikse boete. En dan ook nog eens een keer via een apart computerprogramma al die reizen opnieuw bevestigen. Technologie zou het de mensen makkelijker moeten maken, om me heen zie ik een nieuw soort vermoeidheid ontstaan. Verantwoordingsmoeheid.
 

Vandaag moest ik in het buitenland gemaakte medische kosten declareren bij verzekeraar OHRA. Geen idee hoe dat moest, nooit eerder gedaan. De mevrouw die ik aan de lijn had, begon enthousiast over het aanmaken van een eigen account. Mijn OHRA.nl Wel zo makkelijk, zei ze er nog bij. Maar ik wil geen Mijn OHRA.nl  Heb ik er weer een wachtwoord bij. Ik maakte me op om dat hele procedé lijdzaam te ondergaan.

Of die mevrouw van de OHRA mijn verzuchting door de telefoon heeft gehoord, weet ik niet. Maar tot mijn verrassing vroeg zij: "Mag ik de hoogte van uw kosten en uw rekeningnummer weten? Dan maak ik het bedrag aan u over". Niets rekeningen opsturen, niets onnodige verantwoording. Rekeningen wel even bewaren, misschien komen ze nog eens langs voor een steekproef. Wat een dienstverlening!

OHRA vertrouwt. En dat doet iets met het vertrouwen dat je op jouw beurt in je verzekeraar hebt, kan ik u verzekeren.


Paul Strijp, 6 januari 2015

Vijftigers en het besef van de onvermijdelijkheid



Het leken vooral vijftigers die actief waren tijdens de fitness afgelopen zondag. Allemaal goede voornemens, allemaal druk en ijverig met zichzelf bezig. Lopen, rennen, trekken, duwen, stoten, fietsen, spinnen, roeien. Al die bewegingen ten dienste van het eeuwige leven dat we niet hebben. Ik deed daar aan mee, geen misverstand.
 
Ondertussen ving ik fragmenten van gesprekken op. De één had zijn moeder op oudejaarsdag naar de EHBO moeten brengen: gebroken pols vanwege een val over een afstapje dat ze niet had gezien. De ander had met kerstmis stad en land afgebeld om een dokter voor zijn zieke vader te regelen. En een derde had zijn moeder helemaal in haar eentje op zaal zien liggen tijdens de kerstvakantie. Het viel allemaal niet mee voor die vijftigers. Zij gingen steeds harder lopen, rennen, trekken, duwen, stoten, fietsen, spinnen en roeien.


Hoe harder we bezig zijn om de dood naar achteren te sporten, hoe pijnlijker we ons realiseren dat het naderende einde voor ieder van ons onvermijdelijk is.


Paul Strijp, 6 januari 2015