We hebben allemaal de plicht tot optimisme. Een morele oproep van de Britse filosoof Karl Popper (1902 - 1994). Een oproep die, zeker in deze verwarrende en dreigende tijden, bijna niet te negeren valt. Een onmisbare oproep om te overleven, zou je bijna zeggen.
Toch staan daar ook andere levensvisies tegenover, zo bleek mij enige tijd geleden. De schrijver Bas van Putten sprak in NRC Handelsblad over 'onze obsessieve neiging om groot leed klein te maken'. Wat bedoelde hij daarmee?
Tegenwoordig mag niets meer 'erg' zijn. Geen leed zo hevig of we geven er een positieve twist aan. Onder verwijzing naar zijn dementerende vader, die in een verzorgingstehuis wordt aangezet om door te schilderen op zoek te gaan naar de kunstenaar in zichzelf, stelt Van Putten zich de vraag: is die positieve grondhouding niet een soort dwangmodel geworden? Zijn wij niet ten prooi gevallen aan een verplicht geloof in de onkwetsbaarheid van het individu?
"Ik wil hem daar niet zien zitten voor dat lege vel papier."
Een gevoel van wanhoop dat ik herken vanwege het vergelijkbare ziekteproces van wijlen mijn vader.
Neen, dan liever de tijd van Bach, zo vervolgt Van Putten. Ich habe genug, ich will den Kreuzstab gerne tragen. Toen, in die vroege achttiende eeuw, onderging de mens zijn lot met nederige overgave.
Je zou kunnen zeggen: die neiging om groot leed klein te maken, is een expressie van het optimisme waar Popper ons toe oproept. Bach zet daar een andere benadering naast. En er is natuurlijk ook altijd nog, hoe maatschappelijk en politiek omstreden ook, de zelfgekozen dood.
Hoe het ook zij, er is méér dan het optimisme van Popper.
Paul Strijp, 30 maart 2025