Soms lees je een zinnetje in de krant en dat zinnetje vergeet je je hele leven niet meer. Niet dat dat zinnetje zo veelbetekenend is, maar gewoon, je vergeet dat niet. Zo las ik ooit, misschien wel dertig jaar geleden, een interview met wijlen minister Jan de Koning. "Mijn vader was vroeger burgemeester van Zwartsluis, dat is moeilijker dan minister", zo vertrouwde hij ons toe. Vraag me niet waarom, maar dit zinnetje nestelde zich voorgoed in mijn geheugen.
Afgelopen weekend maakte ik met een vriend een fietstocht rond het IJsselmeer. Ik had het al op de kaart zien staan, mijn hart maakte een sprongetje: Zwartsluis. Dat dorp zouden we passeren. Reeds van ver was ik gespannen en probeerde ik de eerste huizen te ontwaren. En toen we het stadje binnenreden, sprong een rode, knalroze deur in mijn oog. Die deur was zó verkeerd, dat hij tot in de verre regio pijn deed. Hij detoneerde, zogezegd. Mijn eerste associatie was: een concentratie van huizen voor prostituees. Vervolgens schrik: hoe kan dat, in dit zwaargelovige dorp? Mijn vermoeden bleek, voor zover ik kon nagaan, ongegrond. Gewoon een fout rijtjeshuis.
Ik heb spijt als haren op mijn hoofd dat ik van die deur geen foto heb genomen. Die houdt u van mij tegoed, ik ga een keer terug naar Zwartsluis. En ik raad u vooral aan: ga zelf ook naar Zwartsluis om die deur te bekijken. U zult er geen spijt van hebben!
De hele verdere fietstocht heb ik mij afgevraagd: zou de burgemeester van Zwartsluis in gesprek gaan met de bewoners over de kleur van hun deur? En zo ja, hoe pakt hij dat gesprek dan aan?
Paul Strijp, 16 september 2014